summaryrefslogtreecommitdiff
diff options
context:
space:
mode:
authorCamil Staps2016-04-03 11:20:39 +0200
committerCamil Staps2016-04-03 11:20:39 +0200
commitb2c1e8204ee879137f69febcfa88cd2255b1f0f9 (patch)
tree241a2cab1a40ee72418931c85570bbd83ef93a4c
parentLayout college 7 (diff)
Laatste aanpassingen college 7
-rw-r--r--college7.tex6
1 files changed, 3 insertions, 3 deletions
diff --git a/college7.tex b/college7.tex
index 9e9ac8d..7f23d54 100644
--- a/college7.tex
+++ b/college7.tex
@@ -61,8 +61,8 @@
\end{minipage}
\begin{minipage}{.49\linewidth}
\hfill
- \begin{tabular}{r r l r}
- 5 & \ez{בָּנ֖וּ} & Qal pf. 3mp & \ez{בָּנָה} \\
+ \begin{tabular}{c r l r}
+ (5) & \ez{בָּנ֖וּ} & Qal pf. 3mp & \ez{בָּנָה} \\
6 & \ez{וַיֹּ֣אמֶר} & Qal ipf. cons. 3ms & \ez{אָמַר} \\
& \ez{הַחִלָּ֣ם} & Hifil inf. cstr. & \ez{חָלַל} \\
& \ez{לַעֲשׂ֑וֹת} & Qal inf. cstr. & \ez{עָשָׂה} \\
@@ -88,7 +88,7 @@
\gla {} \hebrewnumeral{1} וַיְהִי כָל־ הָאָרֶץ, שָׂפָה אֶחָת, וּדְבָרִים, אֲחָדִים. \hebrewnumeral{2} וַיְהִי, בְּנָסְעָם מִקֶּדֶם; וַיִּמְצְאוּ בִקְעָה בְּאֶרֶץ שִׁנְעָר, וַיֵּשְׁבוּ שָׁם. \hebrewnumeral{3} וַיֹּאמְרוּ אִישׁ אֶל־ רֵעֵהוּ, הָבָה נִלְבְּנָה לְבֵנִים, וְנִשְׂרְפָה, לִשְׂרֵפָה; וַתְּהִי לָהֶם הַלְּבֵנָה, לְאָבֶן, וְהַחֵמָר, הָיָה לָהֶם לַחֹמֶר. \hebrewnumeral{4} וַיֹּאמְרוּ הָבָה נִבְנֶה־ לָּנוּ עִיר, וּמִגְדָּל וְרֹאשׁוֹ בַשָּׁמַיִם, וְנַעֲשֶׂה־ לָּנוּ, שֵׁם: פֶּן־ נָפוּץ, עַל־ פְּנֵי כָל־ הָאָרֶץ. \hebrewnumeral{5} וַיֵּרֶד יְהוָה, לִרְאֹת אֶת־ הָעִיר וְאֶת־ הַמִּגְדָּל, אֲשֶׁר בָּנוּ, בְּנֵי הָאָדָם. \hebrewnumeral{6} וַיֹּאמֶר יְהוָה, הֵן עַם אֶחָד וְשָׂפָה אַחַת לְכֻלָּם, וְזֶה, הַחִלָּם לַעֲשׂוֹת; וְעַתָּה לֹא־ יִבָּצֵר מֵהֶם, כֹּל אֲשֶׁר יָזְמוּ לַעֲשׂוֹת. \hebrewnumeral{7} הָבָה, נֵרְדָה, וְנָבְלָה שָׁם, שְׂפָתָם אֲשֶׁר לֹא יִשְׁמְעוּ, אִישׁ שְׂפַת רֵעֵהוּ. \hebrewnumeral{8} וַיָּפֶץ יְהוָה אֹתָם מִשָּׁם, עַל־ פְּנֵי כָל־ הָאָרֶץ; וַיַּחְדְּלוּ, לִבְנֹת הָעִיר. \hebrewnumeral{9} עַל־ כֵּן קָרָא שְׁמָהּ, בָּבֶל, כִּי־ שָׁם בָּלַל יְהוָה, שְׂפַת כָּל־ הָאָרֶץ; וּמִשָּׁם הֱפִיצָם יְהוָה, עַל־ פְּנֵי כָּל־ הָאָרֶץ.//
-\glb {} 1 {En was} heel {de aarde} lip \'e\'en {en taalgebruiken} enkele 2 {En het was} {bij hun reizen} {uit het oosten} {en zij bereikten} {een dal} {in een land} Sinear {en zij bleven} daar 3 {En zij zeiden} {een man} tot {zijn vriend} welnu {we zullen maken} bakstenen {en die bakken} {in brand} {En er was} {aan hen} {de tichel} {voor steen} {en de pek} was {aan hen} {voor pottenbakkersklei} 4 {En zij zeiden} welnu {we zullen bouwen} {voor ons} {een stad} {en een toren} {en zijn hoofd} {in de hemelen} {en we zullen maken} {voor ons} {een naam} {opdat niet} {verspreid te raken} over {het aangezicht} heel {de aarde} 5 {En daalde af} {\JHWH} {om te zien} - {de stad} en {de toren} die {gebouwd hadden} {de zonen} {van de mens} 6 {En zei} {\JHWH} Zij volk \'e\'en {en lip} \'e\'en {voor hen allen} {En dit} {hun beginnen} {te maken} {en nu} niet {zal onmogelijk zijn} {voor hen} alles dat {zij zullen verzinnen} {te doen} 7 Welnu {we zullen afdalen} {en vermengen} daar {hun lippen} dat niet {zij zullen horen} {een man} {de lippen} {van zijn vriend} 8 {En verspreidde} {\JHWH} hen {van daar} over {het aangezicht} {van heel} {de aarde} {En zij hielden op} {te bouwen} {de stad} 9 Daarom {} riep {naar daar} Babel omdat daar vermengde {\JHWH} {de lippen} {van heel} {de aarde} {en van daar} {verspreidde hen} {\JHWH} over {het aangezicht} {van heel} {de aarde}//
+\glb {} 1 {En was} heel {de aarde} lip \'e\'en {en taalgebruiken} enkele 2 {En het was} {bij hun reizen} {uit het oosten} {en zij bereikten} {een dal} {in een land} Sinear {en zij bleven} daar 3 {En zij zeiden} {een man} tot {zijn vriend} welnu {we zullen maken} bakstenen {en die bakken} {in brand} {En er was} {aan hen} {de tichel} {voor steen} {en de pek} was {aan hen} {voor pottenbakkersklei} 4 {En zij zeiden} welnu {we zullen bouwen} {voor ons} {een stad} {en een toren} {en haar hoofd} {in de hemelen} {en we zullen maken} {voor ons} {een naam} {opdat niet} {verspreid te raken} over {het aangezicht} heel {de aarde} 5 {En daalde af} {\JHWH} {om te zien} - {de stad} en {de toren} die {gebouwd hadden} {de zonen} {van de mens} 6 {En zei} {\JHWH} Zij volk \'e\'en {en lip} \'e\'en {voor hen allen} {En dit} {hun beginnen} {te maken} {en nu} niet {zal onmogelijk zijn} {voor hen} alles dat {zij zullen verzinnen} {te doen} 7 Welnu {we zullen afdalen} {en vermengen} daar {hun lippen} dat niet {zij zullen horen} {een man} {de lippen} {van zijn vriend} 8 {En verspreidde} {\JHWH} hen {van daar} over {het aangezicht} {van heel} {de aarde} {En zij hielden op} {te bouwen} {de stad} 9 Daarom {} riep {naar daar} Babel omdat daar vermengde {\JHWH} {de lippen} {van heel} {de aarde} {en van daar} {verspreidde hen} {\JHWH} over {het aangezicht} {van heel} {de aarde}//
\endgl\xe
\end{hebrew}