summaryrefslogtreecommitdiff
path: root/jenni-handout.tex
blob: 6949740b7d8bfc3eff7527976625a19107d9e5bf (plain) (blame)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
% vim: spelllang=nl :
\documentclass[a4paper]{article}

\usepackage[hidelinks]{hyperref}
\usepackage[top=2cm]{geometry}
\usepackage[font=small]{caption}
\usepackage{handouts}

\usepackage{polyglossia} 
\setdefaultlanguage{dutch}
\setotherlanguage{hebrew}
\newfontfamily\dutchfont[Mapping=tex-text]{Latin Modern Roman}
\newfontfamily\hebrewfont[Scale=MatchLowercase]{Ezra SIL}
\DeclareTextFontCommand{\ez}{\hebrewfont}

\usepackage{stfloats}
\usepackage{subcaption}
\usepackage{enumitem}

\title{\Large Samenvatting van ``Nif'al und Hitpa'el im Biblisch-Hebraischen''\footnote{In Ernst Jenni, \emph{Studien zur Sprachwelt des Alten Testaments III} (2012).}}
\author{Camil Staps}

\begin{document}

\maketitle

De centrale these van dit werk is dat
	de Nifal- en Hitpael-stamformaties het de spreker mogelijk maken een tekst-pragmatisch verschil aan te duiden tussen
	predicaten die een nieuwe situatie introduceren (Hitpael) en
	eigenschappen die al bekende of verwachte informatie geven (Nifal).
Beide zijn aanpassingen t.o.v. de Qal en dus ook de Qal-betekenis.
De Nifal is gerelateerd aan de Hifil met als superpredicaat `\emph{laten} gebeuren';
	de Hitpael aan de Piel met `\emph{maken}'.

\medskip
Jenni analyseert Gn.~3:8; 10 met een Nifal en Hitpael voorkomen van \emph{verbergen}.
Om het verschil te bestuderen kijkt hij naar het semantisch domein, de Aktionsart (aspect) en de Diathese (voice).
Bij het aspect worden traditioneel $\pm$dynamisch, $\pm$telisch en $\pm$momenteel onderscheiden.
Wij voegen daar $\pm$controle aan toe.
Zonder markering of semantische/co(n)textuele informatie gaan we er van uit dat een werkwoord geen van deze eigenschappen heeft
	(d.w.z. statisch, atelisch, duratief, zonder controle).
Bij de voice gaat het vnl. om het aantal deelnemers en hun verhoudingen.
Dit is lastig omdat er nuanceverschillen tussen talen bestaan
	(bv. de vraag of reflexiviteit een morfosyntactische of semantische eigenschap is).
Jenni gebruikt Kemmers studie van het medium en past die toe op het Hebreeuws.
Zowel de Nifal als de Hitpael zijn mediale stammen, met -n- en -t- als \emph{middle markers}.

De betekenis van een vorm volgt uit een grondbetekenis waar een kaderpropositie van de stamformatie overheen is geplaatst.
Hierbij bekijkt Jenni complexe zinnen als `Mozes heiligde het volk' \textasciitilde{} (I) `Mozes maakte dat II' (II) `het volk is heilig.'
Bij de (transitieve) Hifil en Piel zijn de subjecten in de twee clauses over het algemeen niet coreferentieel.
In de Nifal en Hitpael is dat wel het geval (doch op een niet differentieerbare, niet-reflexieve wijze).
Beide stamformaties hebben duidelijke mediale nuances met een scala aan vertalingsmogelijkheden.

De Nifal en Hitpael kunnen vergeleken worden met predicatief en attributief gebruikte bijvoeglijk naamwoorden:
	de Nifal geeft nieuwe informatie, net als predicatief gebruikte bijvoeglijk naamwoorden;
	de Hitpael bekende of verwachte, net als attributief gebruikte bijvoeglijk naamwoorden.
Dit is een \emph{tekstpragmatisch} onderscheid.

Een derde onderscheid is dat de Nifal (en de Hifil) vaak een nuance van toestaan, gebieden, etc. (`kunnen', `mogen', `willen', `moeten') heeft.
Dit is te verklaren vanuit het onderscheid tussen de causatieve Hifil en de declaratieve Piel:
	een declaratie als `\dots{} is groot' kan moeilijk zo'n nuance aannemen;
	wanneer we zeggen `\dots{} moet groot zijn' gaat het om een voorschrift of een noodzakelijke eigenschap
		(bv. `het kind moet groot zijn om in de achtbaan te mogen'),
	niet om een mogelijkheidsnuance als we bij de Nifal tegenkomen.

\medskip
Ten slotte bekijkt Jenni of de Nifal een Hitpael ook passieve varianten hebben.
De Hifil heeft immers de Hofal, en de Piel de Pual ---
	hoe wordt een passieve actie met Nifal- of Hitpaelnuance uitgedrukt?
Er is geen passieve Hitpael, afgezien van drie mogelijke voorkomens.
Dit wordt vaak teksthistorisch verklaard.
Voor de Nifal is geen passieve vorm nodig, omdat die betekenis (*`gelaten gebeuren') niet voorkomt.
Het semantische onderscheid tussen actief en passief moet uit de context worden opgemaakt.
De mediale Nifal is noch passief, noch reflexief, maar kan \'e\'en van veel nuances aangeven.

\end{document}