summaryrefslogtreecommitdiff
path: root/college3.tex
blob: cc56ac48d0eaf11154159fe3877eb81e0f717672 (plain) (blame)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
\documentclass[a4paper]{article}

\usepackage{polyglossia}
\usepackage{ucharclasses}
\setmainlanguage{dutch}
\setTransitionsForLatin{\begingroup\hyphenrules{dutch}}{\endgroup} 

\usepackage{xcolor}

\usepackage{bidi}

\usepackage{fontspec}
\setmainfont[Ligatures=TeX]{Latin Modern Roman}
\newfontfamily{\ezra}{Ezra SIL}[Scale=MatchLowercase]
\DeclareTextFontCommand{\textezra}{\ezra}

\let\ez\textezra

\usepackage{xspace}
\def\hzk{\ez{חָזַק}\xspace}
\def\kvd{\ez{כָּבַד}\xspace}
\def\ksh{\ez{קָשָׁה}\xspace}

\usepackage{enumitem}
\setitemize{noitemsep}

\title{Exodus -- het verharden van Farao's hart\\\large{Huiswerk Exegese OT, college 3}}
\author{Camil Staps}

\begin{document}

\maketitle

Meyers laat al zien\footnote{Carol Meyers, \textit{Exodus}, pp.~70-71.} dat wanneer het in het verhaal voor de uittocht over het verharden van het hart van de Farao gaat, hier in het Hebreeuws twee verschillende werkwoordsstammen worden gebruikt: \hzk en \kvd. Het tweede woord wordt vaker gebruikt in dit verhaal, wat voor ironie zorgt: Mozes is `zwaar' van mond en tong (4:10) en vier tekenen worden `zwaar' genoemd (8:24, 9:3, 9:18, 10:14). Hieraan wil ik nog 14:18 toevoegen (`doordat Ik mij \emph{verheerlijken zal} aan Farao'). De eerste stam betekent letterlijk iets als `sterk worden', maar heeft niet de negatieve connotatie van hardvochtigheid die \kvd wel heeft.

Volgens Meyers kan het gebruik van twee stammen twee dingen indiceren: (1) dat het verhaal een compositie van verschillende literaire tradities is, of (2) artistieke vrijheid -- in beide gevallen impliceert het dat het verhaal een narratieve vertelling is, geen historische beschrijving.

\medskip
Een overzicht van de gebruikte woorden is op zijn plaats:

\begin{table}[h]
  \centering\footnotesize
  \makebox[\textwidth][c]{
    \begin{tabular}{l | l | l | l | l | l}
      Vers  & Plaag & Vorm           & Onderwerp          & Object (het hart van \dots) & Gevolg / verklaring \\\hline
      4:21  & --    & \hzk Pi ipf    & Ik (JHWH)          & Farao                       & Niet laten gaan\\
      7:3   & --    & \ksh Hi ipf    & Ik (JHWH)          & Farao                       & Wonderen laten zien \\
      7:13  & 1     & \hzk Q ipf cs  & Het hart van Farao & --                          & Niet luisteren \\
      7:14  & 1     & \kvd adj       & Het hart van Farao & --                          & Niet laten gaan \\
      7:22  & 1     & \hzk Q ipf     & Het hart van Farao & --                          & Niet luisteren \\
      8:15  & 2     & \kvd Hi inf abs & Farao             & Hem                         & Niet luisteren \\
      8:19  & 3     & \hzk Q ipf cs  & Het hart van Farao & --                          & Niet luisteren \\
      8:32  & 4     & \kvd Hi ipf    & Farao              & Hem                         & Niet laten gaan \\
      9:7   & 5     & \kvd Q ipf cs  & Het hart van Farao & --                          & Niet laten gaan \\
      9:12  & 6     & \hzk Pi ipf cs & JHWH               & Farao                       & Niet luisteren \\
      9:34  & 7     & \kvd Hi ipf cs & Farao en zijn dienaren & Hem (hen)               & -- \\
      9:35  & 7     & \hzk Q ipf cs  & Het hart van Farao & --                          & Niet laten gaan \\
      10:1  & 8     & \kvd Hi pf     & Ik (JHWH)          & Farao en zijn dienaren      & Wonderen laten zien \\
      10:20 & 8     & \hzk Pi ipf cs & JHWH               & Farao                       & Niet laten gaan \\
      10:27 & 9     & \hzk Pi ipf cs & JHWH               & Farao                       & Niet laten gaan \\
      11:10 & --    & \hzk Pi ipf cs & JHWH               & Farao                       & Niet laten gaan \\
      14:8  & --    & \hzk Pi ipf cs & JHWH               & Farao de koning van Egypte  & Achtervolging \\
    \end{tabular}
  }
\end{table}

Op het eerste gezicht lijkt er geen verband te bestaan tussen de stam van het werkwoord en het onderwerp. Maar dit blijkt toch niet helemaal te kloppen. In de drie gevallen dat Farao het onderwerp is (8:15, 8:32, 9:34) wordt \kvd in de Hifil gebruikt. De enige andere keer dat dit werkwoord in die stamformatie voorkomt is 10:1, waar `Ik' (JHWH) het onderwerp is. Dit is tevens de enige plaats waar JHWH onderwerp is en dit werkwoord wordt gebruikt; elders wordt \hzk of \ksh (volgens Meyers een alternatief voor \hzk van P) gebruikt. Interessant is dat in 10:1 het `Ik' expliciet is gemaakt: 

\begin{quote}
  \RL{\ez{כִּֽי־\textcolor{red}{אֲנִ֞י} הִכְבַּ֤דְתִּי אֶת־לִבֹּו֙ וְאֶת־לֵ֣ב עֲבָדָ֔יו}}
\end{quote}

Dit vers kan dus gelezen worden als uitleg van 8:15, 8:32 en 9:34: `Niet Farao maakte zijn hart zwaar, maar Ik, JHWH'. In 10:1 wordt immers ook verdere verklaring gegeven: `opdat ik deze tekenen van mij onder hen kon laten zien.' Twee andere keren benadrukt JHWH dat Hij het is die het hart van Farao zal verharden; in 4:21 en 7:3. Beide verzen zijn in de proloog op het verhaal en verwijzen dus in het algemeen naar het verharden van Farao's hart.

Lezen we de tekst zo, dan is Farao nooit verantwoordelijk voor het verharden van zijn hart. Het kan natuurlijk zo zijn, zoals Meyers e.a. suggereren, dat verschillende tradities zijn samengevoegd. Sommige tradities zouden het idee hebben gehad dat Farao zijn hart moedwillig verhardde, andere dat JHWH Farao gebruikt om een punt te maken. Op basis van het gebruik van \hzk en \kvd zouden we in ieder geval plaag 2, 4 en 7 aan een andere auteur dan die van de proloog (4:21 en 7:3) en de achtste plaag moeten toeschrijven.

\medskip
Deze suggestie (dat Farao nooit moedwillig zijn hart verhardt) is wel een probleem voor de `$3\times3$-theorie' van Meyers en anderen\footnote{Herbert Wolf, \textit{An Introduction to the Old Testament}, pp.~158-160.}, die suggereert dat de eerste negen plagen (of tekenen en wonderen) in drie groepen van gelijke opbouw zijn in te delen. Waarom zou aan het begin van het achtste teken, middenin het laatste groepje van drie, een verklaring worden gegeven voor het verharden van Farao's hart? Maar dan zouden we te veel waarde hechten aan die $3\times3$-theorie.

Meyers geeft aan dat de volgende elementen van ieder teken een opdeling in drie groepen rechtvaardigen:

\begin{itemize}
  \item Of er al dan niet een waarschuwing gegeven wordt (wel, wel, niet).
  \item Waar de plaag plaatsvindt (buiten, in het paleis, niet vermeld).
  \item Wanneer de plaag plaatsvindt ('s ochtends, niet vermeld, niet vermeld).
  \item Het thema: de eerste drie plagen water, dan mens-en-dier, dan lucht.
  \item De aanzet: de eerste drie plagen A{\"a}ron, de laatste drie Mozes' hand, en de middelste drie vari{\"e}rend.
\end{itemize}

Maar tegelijkertijd geeft ze ook aan dat er elementen zijn die het stramien niet volgen: of de Egyptische magi{\"e}rs wel of niet met Mozes en A{\"a}ron duelleren, of buitenlanders getroffen worden, de reden die Mozes noemt om weg te mogen gaan, hoe welwillend Farao is, of hij {\"u}berhaupt aan het woord komt, of God betrokken is bij het stoppen van de plaag, etc.\footnote{Meyers, \textit{Exodus}, p.~79.} Volgens Meyers wordt variatie gebruikt om het verhaal interessant te houden.

Meyers overzicht van vijf redenen om de negen plagen in drie{\"e}n op te delen is echter misleidend. De tijd van de waarschuwing en de waarschuwing zelf worden als afzonderlijke redenen gebruikt, maar in feite horen deze twee bij elkaar: Farao wordt gewaarschuwd als hij 's ochtends gaat baden. Bovendien gaat de laatste reden in het lijstje hierboven niet op voor de middelste groep van drie.

Ten slotte is het, op het moment dat je zo veel (11) eigenschappen van elke plaag in acht neemt, vrij waarschijnlijk dat een aantal daarvan een zeker patroon vormt. In dit geval zijn er 3 (i.p.v. 5) eigenschappen die de opdeling daadwerkelijk rechtvaardigen. Dit is nog steeds meer dan je statistisch zou verwachten\footnote{Nattevingerwerk, ik zou hiervan nog graag de statistiek uitwerken.} maar niet genoeg om alles binnen het stramien van drie groepen te moeten willen lezen. Meer waarschijnlijk lijkt het dat dit patroon \'e\'en van meerdere patronen in de tekst is. Deze theorie vormt dus geen probleem om 10:1 als verklaring van 8:15, 8:32 en 9:34 te lezen.

\medskip
Om terug te keren naar onze analyse van het gebruik van \kvd en \hzk: we zagen al dat de twee stammen afwisselend worden gebruikt zonder duidelijk verband. Wel wordt \hzk consequent gebruikt als JHWH het onderwerp is. De enige keer dat \kvd voor JHWH wordt gebruikt is in 10:1, waar het een verwijzing is naar 8:15, 8:32 en 9:34.

Sommige auteurs\footnote{Bv. J.F. Walvoord, R.B. Zuck, \textit{The Bible Knowledge Commentary: Old Testament}, p.~114} beweren op basis van 7:13, 7:14, 7:22, 8:15, 8:10, 8:32, 9:7, 9:34, 9:35 en 13:15 dat Farao een autonome beslissing maakt om de Isra{\"e}lieten niet te laten gaan. Echter, voor drie van deze verzen (8:15, 8:32, 9:34) hebben we al gezien dat JHWH hier \'o\'ok meespeelde. In de overige verzen is het hart telkens het onderwerp en wordt het dus niet duidelijk waardoor precies het hart `verhardde' -- met uitzondering van 13:15. Dit vers hebben we nog niet eerder besproken. Hier gaat het om een vorm van de stam \ksh, waar Farao het onderwerp is maar het hart niet voorkomt. Het werkwoord is daar echter slechts een hulpwerkwoord (NBG: `toen Farao \emph{bezwaar maakte} ons te laten gaan, \dots') en heeft dus niets met het verharden van het hart te maken.

Volgens Walvoord en Zuck `bevestigt' God Farao in diens verharden. De tekst geeft echter geen aanleiding voor zo'n conclusie. Al in de proloog wordt voorspeld dat JHWH het hart van Farao zal verharden (4:21, 7:3), maar nergens vinden we de logica dat Hij dat doet \emph{omdat} Farao dat al zelf doet. Als de huidige tekst een compositie van verschillende tradities is, dan hoeft het bovendien niet zo te zijn dat de volgorde behouden is gebleven. Het argument dat Farao eerst zijn hart verhardt, en daarna JHWH dit pas doet -- wat {\"u}berhaupt al niet helemaal correct is, gezien 9:12 en 9:34 --, gaat dus niet op.

\medskip
Veel auteurs\footnote{Bv. W. Lee, \textit{Life-Study of Exodus}, pp.~231-238} zien een probleem met de hypothese dat JHWH Farao als middel gebruikt: hoe zit het dan met de vrije wil? Maar de vrije wil van Farao moeten we niet zoeken in het verhaal van de tien plagen. Al in 3:9 heeft God zijn oordeel m.b.t. de Egyptenaren klaar. De vrije wil van Farao ligt in de tekst daarvoor. Drie keer (1:11, 1:16, 1:22) besluit de eerste Farao de Isra{\"e}lieten te onderdrukken, en uit 2:23 blijkt dat dit niet slechts de keuze van \'e\'en man is, maar ook van zijn opvolger.

\medskip
Ten slotte lijkt 3:19 nog een probleem voor onze hypothese: God \emph{weet} dat de koning van Egypte het volk niet zal laten gaan tenzij hij daartoe wordt gedwongen. Hier is het idee dus niet dat God ervoor zorgt dat Farao hen niet laat gaan. Dit vers kan een overblijfsel zijn van een andere traditie dan die van de eindredacteur. Er is hier helaas geen plaats om erover uit te wijden, maar het feit dat hier \ez{מֶ֥לֶךְ מִצְרַ֖יִם} in plaats van \ez{פַרְעֹ֑ה} (of een combinatie van de twee) staat zet aan tot nadenken. Binnen het plagenverhaal wordt Farao altijd genoemd. Alleen daarbuiten wordt af en toe alleen met `koning' naar hem verwezen (1:8, 1:15, 1:17-18, 2:23, 3:18-19, 5:4, 14:5). Dit kan een andere aanwijzing zijn voor het idee dat dit vers oorspronkelijk uit een heel andere bron kwam.

\end{document}