1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
151
152
153
154
155
156
157
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181
182
183
184
185
186
187
188
189
190
191
192
193
194
195
196
197
198
199
200
201
202
203
204
205
206
207
208
209
210
|
% vim: set spelllang=nl:
\documentclass[a4paper]{article}
\usepackage{geometry}
\usepackage{polyglossia}
\usepackage{ucharclasses}
\setmainlanguage{dutch}
\setTransitionsForLatin{\begingroup\hyphenrules{dutch}}{\endgroup}
\usepackage{xcolor}
\usepackage{bidi}
\usepackage{fontspec}
\setmainfont[Ligatures=TeX]{Latin Modern Roman}
\newfontfamily{\ezra}{Ezra SIL}[Scale=MatchLowercase]
\DeclareTextFontCommand{\textezra}{\ezra}
\let\ez\textezra
\usepackage{xspace}
\def\hzk{\ez{חָזַק}\xspace}
\def\kvd{\ez{כָּבַד}\xspace}
\def\ksh{\ez{קָשָׁה}\xspace}
\usepackage{enumitem}
\setitemize{noitemsep}
\title{Exodus -- het verharden van Farao's hart\\\large{Huiswerk Exegese OT, college 3}}
\author{Camil Staps}
\date{14 februari 2016}
\begin{document}
\maketitle
Meyers laat al zien\footnote{Carol Meyers, \textit{Exodus}, pp.~70-71.} dat
wanneer het in het verhaal van de uittocht over het verharden van het hart van
de Farao gaat, hier in het Hebreeuws twee verschillende werkwoordsstammen
kunnen worden gebruikt: \hzk en \kvd. Het tweede woord wordt vaker gebruikt in
dit verhaal, wat voor ironie zorgt: Mozes is `zwaar' van mond en tong (4:10) en
vier tekenen worden `zwaar' genoemd (8:24, 9:3, 9:18, 10:14). Hieraan wil ik
nog 14:18 toevoegen (`doordat Ik mij \emph{verheerlijken zal} aan Farao'). De
eerste stam betekent letterlijk iets als `sterk worden', maar heeft niet de
negatieve connotatie van hardvochtigheid die \kvd wel heeft.
Volgens Meyers kan het gebruik van twee stammen twee dingen indiceren: (1) dat
het verhaal een compositie van verschillende literaire tradities is, of (2)
artistieke vrijheid -- in beide gevallen impliceert het dat het verhaal een
narratieve vertelling is, geen historische beschrijving.
\medskip Hierbij gaat Meyers voorbij aan het feit dat de twee woorden een net
iets andere betekenis hebben. Om een beter begrip te krijgen van de woorden,
wil ik de voorkomens van de twee stammen met elkaar vergelijken. Een overzicht
van de gebruikte woorden is dus op zijn plaats:
\begin{table}[h]
\centering
\makebox[\textwidth][c]{
\begin{tabular}{l | l | l | l | l | l}
Vers & Plaag & Vorm & Onderwerp & Object (het hart van \dots) & Gevolg / verklaring \\\hline
4:21 & -- & \hzk Pi ipf & Ik (JHWH) & Farao & Niet laten gaan\\
7:3 & -- & \ksh Hi ipf & Ik (JHWH) & Farao & Wonderen laten zien \\
7:13 & 1 & \hzk Q ipf cs & Het hart van Farao & -- & Niet luisteren \\
7:14 & 1 & \kvd adj & Het hart van Farao & -- & Niet laten gaan \\
7:22 & 1 & \hzk Q ipf & Het hart van Farao & -- & Niet luisteren \\
8:15 & 2 & \kvd Hi inf abs & Farao & Hem & Niet luisteren \\
8:19 & 3 & \hzk Q ipf cs & Het hart van Farao & -- & Niet luisteren \\
8:32 & 4 & \kvd Hi ipf & Farao & Hem & Niet laten gaan \\
9:7 & 5 & \kvd Q ipf cs & Het hart van Farao & -- & Niet laten gaan \\
9:12 & 6 & \hzk Pi ipf cs & JHWH & Farao & Niet luisteren \\
9:34 & 7 & \kvd Hi ipf cs & Farao en zijn dienaren & Hem (hen) & -- \\
9:35 & 7 & \hzk Q ipf cs & Het hart van Farao & -- & Niet laten gaan \\
10:1 & 8 & \kvd Hi pf & Ik (JHWH) & Farao en zijn dienaren & Wonderen laten zien \\
10:20 & 8 & \hzk Pi ipf cs & JHWH & Farao & Niet laten gaan \\
10:27 & 9 & \hzk Pi ipf cs & JHWH & Farao & Niet laten gaan \\
11:10 & -- & \hzk Pi ipf cs & JHWH & Farao & Niet laten gaan \\
14:8 & -- & \hzk Pi ipf cs & JHWH & Farao de koning van Egypte & Achtervolging \\
\end{tabular}
}
\end{table}
Op het eerste gezicht lijkt er geen verband te bestaan tussen de stam van het
werkwoord en het onderwerp. Maar dit blijkt toch niet helemaal te kloppen. In
de drie gevallen dat Farao het onderwerp is (8:15, 8:32, 9:34) wordt \kvd in de
Hifil gebruikt. De enige andere keer dat dit werkwoord in die stamformatie
voorkomt is 10:1, waar `Ik' (JHWH) het onderwerp is. Dit is tevens de enige
plaats waar JHWH onderwerp is en dit werkwoord wordt gebruikt; elders wordt
\hzk of \ksh (volgens Meyers een alternatief voor \hzk van P) gebruikt.
Interessant is dat in 10:1, net als in 4:21 en 7:3, het `Ik' expliciet is
gemaakt -- bijvoorbeeld (10:1):
\begin{quote}
\RL{\ez{כִּֽי־\textcolor{red}{אֲנִ֞י} הִכְבַּ֤דְתִּי אֶת־לִבֹּו֙ וְאֶת־לֵ֣ב עֲבָדָ֔יו}}
\end{quote}
Dit vers kan dus gelezen worden als uitleg van 8:15, 8:32 en 9:34: `Niet Farao
maakte zijn hart zwaar, maar Ik, JHWH'. In 10:1 wordt immers ook verdere
verklaring gegeven: `opdat ik deze tekenen van mij onder hen kon laten zien.'
Twee andere keren benadrukt JHWH dat Hij het is die het hart van Farao zal
verharden; in 4:21 en 7:3. Beide verzen zijn in de proloog op het verhaal en
verwijzen dus in het algemeen naar het verharden van Farao's hart.
Lezen we de tekst zo, dan is Farao nooit verantwoordelijk voor het verharden
van zijn hart. Het kan natuurlijk zo zijn, zoals Meyers e.a. suggereren, dat
verschillende tradities zijn samengevoegd. Sommige tradities zouden het idee
hebben gehad dat Farao zijn hart moedwillig verhardde, andere dat JHWH Farao
gebruikt om een punt te maken. Op basis van het gebruik van \hzk en \kvd zouden
we in ieder geval plaag 2, 4 en 7 aan een andere auteur dan die van de proloog
(4:21 en 7:3) en de achtste plaag moeten toeschrijven.
\medskip Deze suggestie (dat Farao nooit moedwillig zijn hart verhardt) is wel
een probleem voor de `$3\times3$-theorie' van Meyers en
anderen\footnote{Herbert Wolf, \textit{An Introduction to the Old Testament},
pp.~158-160.}, die suggereert dat de eerste negen plagen (of tekenen en
wonderen) in drie groepen van gelijke opbouw zijn in te delen. Waarom zou aan
het begin van het achtste teken, middenin het laatste groepje van drie, een
verklaring worden gegeven voor het verharden van Farao's hart? Maar dan zouden
we te veel waarde hechten aan die $3\times3$-theorie.
Meyers geeft aan dat de volgende elementen van ieder teken een opdeling in drie
groepen rechtvaardigen:
\begin{itemize}
\item Of er al dan niet een waarschuwing gegeven wordt (wel, wel, niet).
\item Waar de plaag plaatsvindt (buiten, in het paleis, niet vermeld).
\item Wanneer de plaag plaatsvindt ('s ochtends, niet vermeld, niet vermeld).
\item Het thema: de eerste drie plagen water, dan mens-en-dier, dan lucht.
\item De aanzet: de eerste drie plagen A{\"a}ron, de laatste drie Mozes'
hand, en de middelste drie vari{\"e}rend.
\end{itemize}
Maar tegelijkertijd geeft ze ook aan dat er elementen zijn die het stramien
niet volgen: of de Egyptische magi{\"e}rs wel of niet met Mozes en A{\"a}ron
duelleren, of buitenlanders getroffen worden, de reden die Mozes noemt om weg
te mogen gaan, hoe welwillend Farao is, of hij {\"u}berhaupt aan het woord
komt, of God betrokken is bij het stoppen van de plaag, etc.\footnote{Meyers,
\textit{Exodus}, p.~79.} Volgens Meyers wordt variatie gebruikt om het verhaal
interessant te houden.
Meyers overzicht van vijf redenen om de negen plagen in drie{\"e}n op te delen
is echter misleidend. De tijd van de waarschuwing en de waarschuwing zelf
worden als afzonderlijke redenen gebruikt, maar in feite horen deze twee bij
elkaar: Farao wordt gewaarschuwd als hij 's ochtends gaat baden. Bovendien gaat
de laatste reden in het lijstje hierboven niet op voor de middelste groep van
drie.
Ten slotte is het, op het moment dat je zo veel (11) eigenschappen van elke
plaag in acht neemt, vrij waarschijnlijk dat een aantal daarvan een zeker
patroon vormt. In dit geval zijn er 3 (i.p.v. 5) eigenschappen die de opdeling
daadwerkelijk rechtvaardigen. Dit is nog steeds meer dan je statistisch zou
verwachten\footnote{Nattevingerwerk, ik zou hiervan nog graag de statistiek
uitwerken.} maar niet genoeg om alles binnen het stramien van drie groepen te
moeten willen lezen. Meer waarschijnlijk lijkt het dat dit patroon \'e\'en van
meerdere patronen in de tekst is. Deze theorie vormt dus geen probleem om 10:1
als verklaring van 8:15, 8:32 en 9:34 te lezen.
\medskip Om terug te keren naar onze analyse van het gebruik van \kvd en \hzk:
we zagen al dat de twee stammen afwisselend worden gebruikt zonder duidelijk
verband. Wel wordt \hzk consequent gebruikt als JHWH het onderwerp is. De enige
keer dat \kvd voor JHWH wordt gebruikt is in 10:1, waar het een verwijzing is
naar 8:15, 8:32 en 9:34.
Sommige auteurs\footnote{Bv. J.F. Walvoord, R.B. Zuck, \textit{The Bible
Knowledge Commentary: Old Testament}, p.~114} beweren op basis van 7:13, 7:14,
7:22, 8:15, 8:10, 8:32, 9:7, 9:34, 9:35 en 13:15 dat Farao een autonome
beslissing maakt om de Isra{\"e}lieten niet te laten gaan. Echter, voor drie
van deze verzen (8:15, 8:32, 9:34) hebben we al gezien dat JHWH hier \'o\'ok
meespeelde. In de overige verzen is het hart telkens het onderwerp en wordt het
dus niet duidelijk waardoor precies het hart `verhardde' -- met uitzondering
van 13:15. Dit vers hebben we nog niet eerder besproken. Hier gaat het om een
vorm van de stam \ksh, waar Farao het onderwerp is maar het hart niet voorkomt.
Het werkwoord is daar echter slechts een hulpwerkwoord (NBG: `toen Farao
\emph{bezwaar maakte} ons te laten gaan, \dots') en heeft dus niets met het
verharden van het hart te maken.
Volgens Walvoord en Zuck `bevestigt' God Farao in diens verharden. De tekst
geeft echter geen aanleiding voor zo'n conclusie. Al in de proloog wordt
voorspeld dat JHWH het hart van Farao zal verharden (4:21, 7:3), maar nergens
vinden we de logica dat Hij dat doet \emph{omdat} Farao dat al zelf doet. Als
de huidige tekst een compositie van verschillende tradities is, dan hoeft het
bovendien niet zo te zijn dat de volgorde behouden is gebleven. Het argument
dat Farao eerst zijn hart verhardt, en daarna JHWH dit pas doet -- wat
{\"u}berhaupt al niet helemaal correct is, gezien 9:12 en 9:34 --, gaat dus
niet op.
\medskip Veel auteurs\footnote{Bv. W. Lee, \textit{Life-Study of Exodus},
pp.~231-238} zien een probleem met de hypothese dat JHWH Farao als middel
gebruikt: hoe zit het dan met de vrije wil? Maar de vrije wil van Farao moeten
we niet zoeken in het verhaal van de tien plagen. Al in 3:9 heeft God zijn
oordeel m.b.t. de Egyptenaren klaar. De vrije wil van Farao ligt in de tekst
daarvoor. Drie keer (1:11, 1:16, 1:22) besluit de eerste Farao de
Isra{\"e}lieten te onderdrukken, en uit 2:23 blijkt dat dit niet slechts de
keuze van \'e\'en man is, maar ook van zijn opvolger.
\medskip Ten slotte lijkt 3:19 nog een probleem voor onze hypothese: God
\emph{weet} dat de koning van Egypte het volk niet zal laten gaan tenzij hij
daartoe wordt gedwongen. Hier is het idee dus niet dat God ervoor zorgt dat
Farao hen niet laat gaan. Dit vers kan een overblijfsel zijn van een andere
traditie dan die van de eindredacteur. Er is hier helaas geen plaats om erover
uit te wijden, maar het feit dat hier \ez{מֶ֥לֶךְ מִצְרַ֖יִם} in plaats van \ez{פַרְעֹ֑ה}
(of een combinatie van de twee) staat zet aan tot nadenken. Binnen het
plagenverhaal wordt Farao altijd genoemd. Alleen daarbuiten wordt af en toe
alleen met `koning' naar hem verwezen (1:8, 1:15, 1:17-18, 2:23, 3:18-19, 5:4,
14:5). Dit kan een andere aanwijzing zijn voor het idee dat dit vers
oorspronkelijk uit een heel andere bron kwam.
\end{document}
|