diff options
author | Camil Staps | 2016-04-08 16:03:02 +0200 |
---|---|---|
committer | Camil Staps | 2016-04-08 16:03:02 +0200 |
commit | 95df23bfc99c1e0d724002e40ee1e146f57a505e (patch) | |
tree | 17ea07ab491b14f5736c9016b2f130f8b3f4eb74 /college8.tex | |
parent | Ja, echt college 8 (diff) |
Fix vertaalfouten college 8
Diffstat (limited to 'college8.tex')
-rw-r--r-- | college8.tex | 8 |
1 files changed, 4 insertions, 4 deletions
diff --git a/college8.tex b/college8.tex index 717f531..2bf9cfb 100644 --- a/college8.tex +++ b/college8.tex @@ -28,11 +28,11 @@ \section*{Vrije vertaling} \verse{11:1} En op heel de aarde was \'e\'en taal en enkele dialecten. \verse2 Toen zij uit het oosten reisden bereikten zij een dal in het land Sinear. Daar bleven ze. -\verse3 Ze zeiden tegen elkaar: `Welnu, laten we bakstenen maken en die in vuur bakken.' Ze hadden tichel voor steen en pek voor pottenbakkersklei. -\verse4 En ze zeiden tegen elkaar: `Welnu, laten we voor ons een stad bouwen en een toren die tot in de hemel reikt. Laten we een reputatie maken, zodat we niet verspreid raken over heel de aarde.' +\verse3 Ze zeiden tegen elkaar: `Komaan, laten we bakstenen maken en die goed bakken.' Ze hadden tichel als bouwstenen en pek als voegmiddel. +\verse4 En ze zeiden: `Komaan, laten we voor ons een stad bouwen en een toren die tot in de hemel reikt. Laten we een reputatie maken, zodat we niet verspreid raken over heel de aarde.' \verse5 Maar {\JHWH} daalde af om de stad en de toren die de mensen hadden gebouwd te zien. \verse6 En Hij zei: `Zij zijn \'e\'en volk en ze hebben allen samen \'e\'en taal. Dit is nog maar het begin van wat ze maken -- nu zal niets wat ze bedenken om te maken voor hen onmogelijk zijn. -\verse7 Welnu, laten we afdalen en de talen daar vermengen, zodat ze elkaars talen niet zullen verstaan.' +\verse7 Komaan, laten we afdalen en de talen daar vermengen, zodat ze elkaars talen niet zullen verstaan.' \verse8 En {\JHWH} verspreidde hen van daar over heel de aarde. Ze hielden op met het bouwen van de stad. \verse9 Daarom noemt men die plaats `Babel', omdat {\JHWH} daar de talen van heel de aarde vermengde en hen over heel de aarde verspreidde. @@ -88,7 +88,7 @@ \gla {} \hebrewnumeral{1} וַיְהִי כָל־ הָאָרֶץ, שָׂפָה אֶחָת, וּדְבָרִים, אֲחָדִים. \hebrewnumeral{2} וַיְהִי, בְּנָסְעָם מִקֶּדֶם; וַיִּמְצְאוּ בִקְעָה בְּאֶרֶץ שִׁנְעָר, וַיֵּשְׁבוּ שָׁם. \hebrewnumeral{3} וַיֹּאמְרוּ אִישׁ אֶל־ רֵעֵהוּ, הָבָה נִלְבְּנָה לְבֵנִים, וְנִשְׂרְפָה, לִשְׂרֵפָה; וַתְּהִי לָהֶם הַלְּבֵנָה, לְאָבֶן, וְהַחֵמָר, הָיָה לָהֶם לַחֹמֶר. \hebrewnumeral{4} וַיֹּאמְרוּ הָבָה נִבְנֶה־ לָּנוּ עִיר, וּמִגְדָּל וְרֹאשׁוֹ בַשָּׁמַיִם, וְנַעֲשֶׂה־ לָּנוּ, שֵׁם: פֶּן־ נָפוּץ, עַל־ פְּנֵי כָל־ הָאָרֶץ. \hebrewnumeral{5} וַיֵּרֶד יְהוָה, לִרְאֹת אֶת־ הָעִיר וְאֶת־ הַמִּגְדָּל, אֲשֶׁר בָּנוּ, בְּנֵי הָאָדָם. \hebrewnumeral{6} וַיֹּאמֶר יְהוָה, הֵן עַם אֶחָד וְשָׂפָה אַחַת לְכֻלָּם, וְזֶה, הַחִלָּם לַעֲשׂוֹת; וְעַתָּה לֹא־ יִבָּצֵר מֵהֶם, כֹּל אֲשֶׁר יָזְמוּ לַעֲשׂוֹת. \hebrewnumeral{7} הָבָה, נֵרְדָה, וְנָבְלָה שָׁם, שְׂפָתָם אֲשֶׁר לֹא יִשְׁמְעוּ, אִישׁ שְׂפַת רֵעֵהוּ. \hebrewnumeral{8} וַיָּפֶץ יְהוָה אֹתָם מִשָּׁם, עַל־ פְּנֵי כָל־ הָאָרֶץ; וַיַּחְדְּלוּ, לִבְנֹת הָעִיר. \hebrewnumeral{9} עַל־ כֵּן קָרָא שְׁמָהּ, בָּבֶל, כִּי־ שָׁם בָּלַל יְהוָה, שְׂפַת כָּל־ הָאָרֶץ; וּמִשָּׁם הֱפִיצָם יְהוָה, עַל־ פְּנֵי כָּל־ הָאָרֶץ.// -\glb {} 1 {En was} heel {de aarde} lip \'e\'en {en taalgebruiken} enkele 2 {En het was} {bij hun reizen} {uit het oosten} {en zij bereikten} {een dal} {in een land} Sinear {en zij bleven} daar 3 {En zij zeiden} {een man} tot {zijn vriend} welnu {we zullen maken} bakstenen {en die bakken} {in brand} {En er was} {aan hen} {de tichel} {voor steen} {en de pek} was {aan hen} {voor pottenbakkersklei} 4 {En zij zeiden} welnu {we zullen bouwen} {voor ons} {een stad} {en een toren} {en haar hoofd} {in de hemelen} {en we zullen maken} {voor ons} {een naam} {opdat niet} {verspreid te raken} over {het aangezicht} heel {de aarde} 5 {En daalde af} {\JHWH} {om te zien} - {de stad} en {de toren} die {gebouwd hadden} {de zonen} {van de mens} 6 {En zei} {\JHWH} Zij volk \'e\'en {en lip} \'e\'en {voor hen allen} {En dit} {hun beginnen} {te maken} {en nu} niet {zal onmogelijk zijn} {voor hen} alles dat {zij zullen verzinnen} {te doen} 7 Welnu {we zullen afdalen} {en vermengen} daar {hun lippen} dat niet {zij zullen horen} {een man} {de lippen} {van zijn vriend} 8 {En verspreidde} {\JHWH} hen {van daar} over {het aangezicht} {van heel} {de aarde} {En zij hielden op} {te bouwen} {de stad} 9 Daarom {} riep {naar daar} Babel omdat daar vermengde {\JHWH} {de lippen} {van heel} {de aarde} {en van daar} {verspreidde hen} {\JHWH} over {het aangezicht} {van heel} {de aarde}// +\glb {} 1 {En was} heel {de aarde} lip \'e\'en {en taalgebruiken} enkele 2 {En het was} {bij hun reizen} {uit het oosten} {en zij bereikten} {een dal} {in een land} Sinear {en zij bleven} daar 3 {En zij zeiden} {een man} tot {zijn vriend} komaan {we zullen maken} bakstenen {en die bakken} {in brand} {En er was} {aan hen} {de tichel} {voor steen} {en de pek} was {aan hen} {voor pottenbakkersklei} 4 {En zij zeiden} komaan {we zullen bouwen} {voor ons} {een stad} {en een toren} {en haar hoofd} {in de hemelen} {en we zullen maken} {voor ons} {een naam} {opdat niet} {verspreid te raken} over {het aangezicht} heel {de aarde} 5 {En daalde af} {\JHWH} {om te zien} - {de stad} en {de toren} die {gebouwd hadden} {de zonen} {van de mens} 6 {En zei} {\JHWH} Zij volk \'e\'en {en lip} \'e\'en {voor hen allen} {En dit} {hun beginnen} {te maken} {en nu} niet {zal onmogelijk zijn} {voor hen} alles dat {zij zullen verzinnen} {te doen} 7 Komaan {we zullen afdalen} {en vermengen} daar {hun lippen} dat niet {zij zullen horen} {een man} {de lippen} {van zijn vriend} 8 {En verspreidde} {\JHWH} hen {van daar} over {het aangezicht} {van heel} {de aarde} {En zij hielden op} {te bouwen} {de stad} 9 Daarom {} riep {naar daar} Babel omdat daar vermengde {\JHWH} {de lippen} {van heel} {de aarde} {en van daar} {verspreidde hen} {\JHWH} over {het aangezicht} {van heel} {de aarde}// \endgl\xe \end{hebrew} |