diff options
author | Camil Staps | 2016-03-06 21:33:31 +0100 |
---|---|---|
committer | Camil Staps | 2016-03-06 21:33:31 +0100 |
commit | e10d925e59396469e43b7fb2f450fcc960e09be2 (patch) | |
tree | 88f99b596e998288a6406d2598f8d89c8442b515 /college6.tex | |
parent | Samenvatting Wat is Wijsheid? (diff) |
Huiswerk college 6
Diffstat (limited to 'college6.tex')
-rw-r--r-- | college6.tex | 91 |
1 files changed, 91 insertions, 0 deletions
diff --git a/college6.tex b/college6.tex new file mode 100644 index 0000000..a930695 --- /dev/null +++ b/college6.tex @@ -0,0 +1,91 @@ +\documentclass[a4paper]{article} + +\usepackage{geometry} + +\usepackage{polyglossia} +\usepackage{ucharclasses} +\setmainlanguage{dutch} +\setTransitionsForLatin{\begingroup\hyphenrules{dutch}}{\endgroup} + +\usepackage{xcolor} + +\usepackage{bidi} + +\usepackage{fontspec} +\setmainfont[Ligatures=TeX,SmallCapsFont={Latin Modern Roman Caps}]{Latin Modern Roman} +\newfontfamily{\ezra}{Ezra SIL}[Scale=MatchLowercase] +\DeclareTextFontCommand{\textezra}{\ezra} +\let\ez\textezra + +\usepackage{enumitem} + +\title{Job en Prediker\\\large{Huiswerk Exegese OT, college 6}} +\author{Camil Staps} + +\def\clines{David J.A. Clines, \textit{Job's God}} +\def\vanwolde{Ellen van Wolde, \textit{Wat is wijsheid?} (in Schrift 281)} +\def\fox{Michael V. Fox, \textit{Ecclesiastes} (in \emph{The JPS Bible Commentary})} + +\let\oldQuote\quote\let\oldEndquote\endquote +\renewenvironment{quote}{\oldQuote\small}{\oldEndquote} +\let\oldVerse\verse\let\oldEndverse\endverse +\renewenvironment{verse}{\oldVerse\small}{\oldEndverse} + +\def\myemph#1{\textcolor{red}{#1}} + +\begin{document} + +\maketitle + +In zowel Prediker (12:13) als Job (42:6) lezen we het advies God te vrezen. Toch hebben de boeken een ander verhaal. Prediker en Job hebben een totaal ander beeld van God. In dit essay wil ik beknopt uiteenzetten hoe hun visies verschillen en toch tot dezelfde conclusie leiden. + +\medskip +Van Prediker wordt gezegd\footnote{\vanwolde}\footnote{\fox} dat hij een haast wetenschappelijke houding heeft in de zin van dat hij weinig aanneemt. Wat hij echter wel lijkt aan te nemen is het bestaan van een god of goden. Ik schrijf opzettelijk `een god' (en niet `God'), omdat het op het eerste gezicht niet evident is dat het om de Joodse god gaat: nergens in het hele boek komt de Godsnaam voor. Er zijn echter twee (sterke) redenen om te stellen dat het over JHWH gaat hier: + +\begin{itemize}[itemsep=0pt] + \item Aan de context zien we dat het Prediker een Isra{\"e}liet was. Het gaat hier voornamelijk om 1:1 en 12, maar ook om 2:4 (vgl. 1~Kon.~9:10,24) en 2:8 (1~Kon.~10:14,27). + + Maar de verwijzingen komen slechts uit een beperkt deel van het boek, geschreven in een andere stijl. Het is \emph{mogelijk} dat dit niet veel zegt over de oorsprong van de theologische idee{\"e}n in de rest van het boek. + + \item Er is een aantal (andere) verwijzingen naar andere boeken in de Hebreeuwse bijbel, waar het meer gaat om geboden en korte spreuken, meestal uit Spreuken, Psalmen of Job, maar ook de Torah. +\end{itemize} + +Er zijn verschillende argumenten tegen het tweede punt. Allereerst zijn sommige verwijzingen discutabel. Zo verwijst de NBG bij 7:7 naar Lev.~19:13 op basis van \'e\'en woord (`afpersing'), maar dat is niet genoeg om daadwerkelijk te claimen dat Prediker naar Leviticus verwees. + +Bij andere verwijzingen gaat het om korte, opzichzelfstaande spreuken of gezegden, zoals bijvoorbeeld die in 10:8a (`Wie een kuil graaft, zal er in vallen') naar Ps.~7:16 en Spr.~26:27. Het gaat hier om zo'n korte eenheid, die in zoveel contexten toepasselijk is, dat dit evengoed een wijdverbreid gezegde kan zijn geweest, of uit een andere gedeelde bron afkomstig is (het is bekend\footnote{\fox, p.~xi} dat zeker Spreuken materiaal uit buitenlandse wijsheidsliteratuur bevat). + +Ten slotte is het bij sommige verwijzingen zo dat het waarschijnlijk is dat Prediker inderdaad tekst overneemt (ofwel uit het boek waarnaar verwezen wordt, ofwel uit een gemeenschappelijke bron), maar die ook significant veranderd. Bijvoorbeeld: + +\begin{quote} + Dt.~23:21 Wanneer gij \myemph{de \textsc{Here}, uw God}, een gelofte doet, zult gij er niet mee talmen haar in te lossen, want \myemph{de \textsc{Here}, uw God}, zou ze toch van u eisen en dan zoudt gij u bezondigen. + + Pr.~5:3 Als gij \myemph{God} een gelofte gedaan hebt, talm er dan niet mee die in te lossen, want \myemph{Hij} heeft geen welgevallen aan de dwazen; wat gij beloofd hebt, moet gij inlossen. \hfill(Beide NBG) +\end{quote} + +Niet alleen verwijdert Prediker de Godsnaam, ook vervangt hij het tweede deel van het vers, de reden voor het gebod, volledig. Bovendien is het algehele verbod te talmen in Deuteronomium (\ez{לְשַׁלְּמ֑וֹ תְאַחֵ֖ר \myemph{לֹ֥א}}) vervangen door een specifiek verbod (\ez{לְשַׁלְּמ֔וֹ תְּאַחֵר֙\mbox{־}\myemph{אַל}}), wat niet in deze vertaling terugkomt, maar het verbod natuurlijk wel afzwakt. + +Wat wil ik hiermee zeggen? Niet dat het waarschijnlijk is dat Prediker in feite over een andere god dan JHWH schreef. De context in het Davidische koningshuis en het feit dat het in het Hebreeuws of Aramees\footnote{\fox, p.~xiv} was geschreven maken dat een wel erg lastige claim. Maar het geeft wel aan dat Prediker een erg afstandelijk godsbeeld had. Dit kan ook het lage aantal verwijzingen naar de Torah, waar JHWH over het algemeen dichter bij de mensen staat, verklaren: misschien had Prediker niet zoveel met dat idee. + +\medskip +Job heeft, wat dat betreft, een heel ander godsbeeld. Een paar citaten moeten hier volstaan om aan te tonen dat hij er wel vanuit gaat dat God zich actief met de mensen bemoeit: + +\begin{quote} + 6:4 Want de pijlen des Almachtigen steken in mij, \dots\hfill (Alle NBG)\\ + 19:21 \dots want Gods hand heeft mij getroffen.\\ + 27:8 Want wat is de verwachting van de godvergetene, als God zijn leven afsnijdt, \dots +\end{quote} + +Dit alles natuurlijk nog los van het feit dat JHWH als personage en spreker optreedt: een erg aanwezige god, niet alleen in de stem van Job, maar ook in die van de verteller en auteur. + +\medskip +Deze verschillende godsbeelden hebben natuurlijk invloed op de manier waarop Prediker en Job tegen het leven aankijken. + +E\'en van de belangrijke idee{\"e}n uit Job is de retributietheologie. Volgens Clines\footnote{\clines, p.~51} wordt die verworpen door Job in zijn speeches, maar komt ze toch terug in de epiloog. Omdat God zich actief met de wereld bemoeit, is het belangrijk `hem te vriend te houden'. Wat dat betekent is onduidelijk: in de stem van de auteur en de verteller vooral dat Godvrezend zijn (de geboden te onderhouden, etc.) jezelf voordeel zal opleveren. De goddelijke toespraken spreken niet zozeer over rechtvaardigheid maar over een universele orde\footnote{\clines, pp.~47-49} -- wellicht is het idee dan dat Godvrezend zijn het enig passende antwoord is; het is een mogelijke interpretatie van 42:6: de geboden niet te onderhouden omdat het voordelig is, maar omdat God dit met zijn essentie afdwingt. + +Predikers overtuiging dat God `alles gemaakt heeft en controleert, maar niets van zijn inzichten of controle aan de mensen prijsgeeft'\footnote{\vanwolde, p.~40}, leidt hem tot een hele ande visie op het leven. God geeft de mensen goede dingen om te doen (2:25; 3:13; 5:17-19), maar ook slechte (1:13), en het is dus je eigen taak om die van elkaar te onderscheiden. Hoe oneerlijk het ook lijkt in de moderne tijd: ondanks dat we niets van God kunnen weten (8:17), worden we uiteindelijk wel aansprakelijk gesteld voor onze daden (11:9). Misschien is dat uiteindelijk dan wat in 12:13 bedoeld wordt: we kunnen niets van God weten, maar Hij berecht ons uiteindelijk wel; dan is het maar het beste zijn geboden te volgen en op het beste te hopen. + +\medskip +Concluderend: in zowel Job als Prediker lezen we vooral een advies God te vrezen, maar de boeken komen via een totaal andere weg tot dat advies. Enerzijds stelt de auteur van Job een God voor die zich met de mensen (ieder afzonderlijk) bemoeit. Omdat het overduidelijk is dat Hij boven de mensen staat (bijvoorbeeld in de schepping, 38:1-39:33) kan de mens niet anders dan Hem te gehoorzamen. Anderzijds is de kern van Predikers betoog dat we niets van God kunnen weten en daarom uit een soort voorzorgsmaatregelen maar beter zijn geboden kunnen onderhouden. + +\end{document} + |