aboutsummaryrefslogtreecommitdiff
path: root/analyse-20151209.tex
blob: 9ffb1a7e1387ab516aeca4389ff57d89482a6b38 (plain) (blame)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
\documentclass[a4paper,10pt]{article}

\usepackage[dutch]{babel}
\usepackage[utf8]{inputenc}
\usepackage[hidelinks]{hyperref}
\usepackage{amsmath}

\title{Openbaring en de Johanneïsche traditie}
\author{Camil Staps}
\date{9 december 2015}

\begin{document}

\maketitle

Er zijn duidelijke verschillen tussen Opb.~2-3 en de rest van het boek: de briefvorm natuurlijk, maar ook de verwijzingen: terwijl in de rest van het boek Ezechiël vaak wordt aangehaald, gebeurt dit hier helemaal niet (volgens de NBV). In het algemeen verwijzen hoofdstukken 2 en 3 naar een wat beperkte set Bijbelboeken, terwijl de rest van het boek heel veel verschillende bronnen gebruikt.

Een brief is typisch niet iets wat je met een grote groep mensen schrijft, dus zal Opb.~2-3 oorspronkelijk van een klein aantal auteurs (mogelijk slechts 1) afkomstig zijn. Maar de rest van het boek getuigt van een grotere groep auteurs. Citaten worden niet alleen gebruikt om autoriteit te verschaffen, maar ook om te verduidelijken. Het lijkt erop dat de tekst is voortgekomen uit een intensieve samenwerking en discussie van vroege Christenen met een goede Bijbelkennis. De symbolische terminologie duidt op een groep ingewijden waartoe de auteur(s) behoorde(n).

Mijn hypothese is daarom dat Opb.~2-3 later in de rest van het boek is ingebouwd, waarbij de redacteurs netjes te werk zijn gegaan. Zo zijn er verwijzingen naar de rest van het boek opgenomen (2:1,12). Verzen 1:10 en 4:1 omsluiten het later toegevoegde deel, en 1:11-20 vormt een inleiding in de stijl van de rest van het boek.

\end{document}