% vim: spelllang=nl: \documentclass[a4paper]{article} \usepackage{geometry} \usepackage[dutch]{babel} \usepackage{enumitem} \usepackage{pt} \title{Pastoraaltheologie\\\large{Vragen bij college 4/5}} \author{Camil Staps} \date{29 september en 6 oktober 2016} \begin{document} \maketitle \begin{enumerate} \item \comment{% God communiceert zichzelf naar opeenvolgende generaties in zowel een verticale als een horizontale dimensie.} Drie niveaus waarop de christelijke traditie (in de horizontale dimensie) wordt doorgegeven: \begin{description}[itemsep=0pt] \item[Macroniveau:] van goddelijke openbaring aan alle generaties; \item[Mesoniveau:] van de lokale keuken aan bepaalde groepen, bv. in de liturgie; \item[Microniveau:] van individuen aan elkaar, bv. in familiale context. \end{description} \item Twee communicatieve vormen waar dit doorgeven gebruik van maakt: interpersoonlijke en intrapersoonlijke dialoog. Dit berust op het antropologische `feit' \question{(waar geen verwijzing voor wordt gegeven)} dat mensen in dialoog gesitueerd zijn. Deze dialoog verklaart de geloofstwijfel die veel (alle?) mensen hebben. \item Twee kenmerken van het traditiebegrip in Vaticanum I: ecclesiocentrisch, gefocust op het veiligstellen van de autoriteit van de clerus, en daarmee ook vooral als een verzameling proposities. De volheid van de openbaring is latent aanwezig in de Schrift (want anders zou kennis van God contingent zijn), maar moet door de kerk worden uitgelegd. Het magisterium heeft gezag wegens apostolische opvolging. \item Bij Colgar ontstaat traditie in de samenwerking tussen mens en God. De laatste laat leven door Jezus propageren door generaties. Dat wat is doorgeven is het idee van een thuis, warmte en veiligheid, bij God. \item Dei Verbum maakt een duidelijk onderscheid tussen de openbaring zelf en haar overlevering. Het eerste is verticaal, het tweede horizontaal. In die horizontale beweging kunnen de drie niveaus worden onderscheiden: traditie in het kerkelijke leven (macro), de bisschoppen als leraren (meso) en de leken bij hun studie van de traditie (micro). De documenten van Vaticanum II blijven hangen bij een abstract begrip van traditie en bespreken de communicatieve modus van horizontale overlevering niet. Ze gaan wel uit van een dialoog op microniveau wanneer ze een open dialoog veronderstellen, maar bespreken die dialoog vervolgens niet. \item Zes aspecten uit de communicatietheorie van Jakobson die in interpersoonlijke communicatie onderscheiden kunnen worden: \emph{zender} (zendt een bericht naar de ontvanger met een \emph{intentie}), \emph{ontvanger} (neemt de boodschap tot zich), \emph{contact} (contact tussen zender en ontvanger), \emph{bericht} (hoe de boodschap is geconstrueerd), \emph{code} (bv. een taal) en \emph{context} (waarbinnen de boodschap speelt). \item De zender brengt niet alleen rauwe kennis over, maar altijd ook zijn eigen ervaring en intentie, voor zover daaraan gerelateerd. Dit is het emotieve aspect van de communicatie: er ontstaat betrokkenheid tussen zender en ontvanger. De conatieve functie van de communicatie is dat de ontvanger wordt uitgelokt en aangespoord tot een reactie. \item De zender getuigt van een bepaalde ervaring tegenover een (mogelijke) ontvanger. De boodschap wil iets teweegbrengen bij de ontvanger: ze is indringend en urgent. De zender is zeker van zijn boodschap, maar kan de argwaan dat het geen absolute zekerheid is nooit helemaal wegnemen. Die ontvanger moet bepalen of hij een deel van zijn leven toevertrouwt aan de zender, d.w.z., of hij de getuigenis die de zender aflegt zelf ook kritisch wil testen (in de hoop dat die ook voor hemzelf van belang kan zijn). Na dit kritisch testen door beide partijen kan de getuigenis als waarheid bestempeld worden. De ontvanger kan alleen vertrouwen als de zender vertrouwt op zijn getuigenis. De zender kan alleen vertrouwen als de ontvanger hem bevestigt in die rol. \item Denotatieve taal streeft naar helderheid, exactheid en eenduidig woordgebruik. Conatieve taal is figuurlijk en de betekenis hangt af van hoe het wordt ge{\"\i}nterpreteerd. Bij po\"etische communicatie is de vorm dominant. Dit bevordert de conatieve functie. \item Een code is een motief dat veronderstellingen, aannames en achtergrondkennis van een bericht bevat. Codes worden gebruikt door de zender om een bericht nauwgezet over te brengen, en door de ontvanger om het juist te interpreteren. De communicatie kan problemen ondervinden wanneer de ontvanger de codes die gebruikt zijn bij het opstellen van een bericht niet kent. Op dit moment kan onderwijzing in die codes helpen. Dit is dan een metalingu{\"\i}stische onderwijzing. \item Verschillende soorten teksten refereren, volgens Ricoeur, op een verschillende manier naar hun referenten. Ieder literair genre dat we in de Schrift vinden presenteert God op een andere manier en refereert naar andere aspecten van de eerste momenten van de religieuze gemeenschap. Hierdoor is God niet te reduceren tot een filosofisch begrip. Een po\"etische tekst probeert geen objectieve beschrijving te geven, maar de lezer in contact te brengen met de referent. De tekst transformeert de belevingswereld van de lezer tot een wereld waar de lezer in contact kan komen met God. Het po\"etische genre presenteert God aan de lezer zoals Hij uit de tekst naar voren komt, en is daarmee het meest gepaste genre om de pluriformiteit van Gods naam te communiceren. \item Intrapersoonlijke dialoog kan worden gezien als een dialoog tussen `Ik' en `Mijzelf'. De Ik is de organisator van deze dialoog, de daadwerkelijke Ik. Deze persoon kan verschillende rollen en posities aannemen, maar ook deze posities met elkaar in gesprek brengen. De dialoog vindt plaats tussen verschillende posities die de Ik kent, de Mijzelven. De Ik geeft de Mijzelven een stem en laat ze met elkaar in discussie gaan. \question{Op welke waarnemingen dit schema berust blijft onduidelijk.} \item Zie 12. \item Binnen intrapersoonlijke dialoog spelen dezelfde factoren een rol als bij interpersoonlijke dialoog: \emph{zender} (de positie door de Ik geactualiseerd, die verschillende diachronische ervaringen samen neemt --- omdat al deze ervaringen persoonlijk zijn, zijn ze overtuigend en worden ze niet makkelijk opgegeven), \emph{ontvanger} (die kritisch de momenteel geactualiseerde Mijzelf bevraagt), \emph{contact} (introspectie voor eigen ervaringen, en openheid naar mogelijke nieuwe posities), \emph{bericht} (en de wijze waarop dat bericht ooit kenbaar is geworden, bv. in een lezing, ervaring, etc.), \emph{code} (dat wat voor zich spreekt voor de Ik) en \emph{context} (de relatie van de Ik met God). \item God kan een referent van christelijke teksten zijn doordat de genres een pluriforme afbeelding mogelijk maken. Daarnaast is van belang dat de ontvanger de tekst binnen een christelijke code leest. \end{enumerate} \end{document}