\documentclass[11pt,a4paper,twocolumn]{article} \usepackage[margin=17mm,top=11mm]{geometry} \usepackage{polyglossia} \setmainlanguage{dutch} \usepackage{fontspec} \newfontfamily{\shlomo}{Shlomo} \DeclareTextFontCommand{\textshlomo}{\shlomo} \usepackage{tikz} \usetikzlibrary{positioning,calc,arrows} \usepackage{url} \usepackage[hidelinks]{hyperref} \usepackage{xcolor} \usepackage{bidi} \usepackage{etoolbox} \AtBeginEnvironment{quote}{\footnotesize} \title{De noem-je-vrouw-je-zus-truc\\\large{Tekstuele analyse van Gen. 12:10-20, 20:1-18 en 26:1-17}} %todo working title \author{Camil Staps} \begin{document} \maketitle \begin{abstract} In drie verschillende verhalen in Genesis lezen we over een aartsvader die zijn vrouw zijn zus noemt. Hebben we te maken met hetzelfde verhaal? En wat voor plaats nemen de verhalen in, in het grotere geheel van Genesis? Zit er wel een historische kern in deze verhalen? \end{abstract} \section{Verschillende vertalingen} Laten we allereerst kijken naar de verschillen en overeenkomsten tussen verschillende vertalingen. Hierbij wil ik me beperken tot Genesis~12:10-20, waarbij ik de NBV \cite{nbv} en de NBG 1951 \cite{nbg}. Beide vertalingen zijn gebaseerd op de Masoretische tekst, waardoor we eventuele verschillen volledig kunnen toeschrijven aan vertaalkeuzes. Een eerste verschil is de plaats van Sarai. De NBG noemt haar telkens als tweede: \begin{quote} \textbf{12} [\dots] en zij zullen \emph{mij} doden, en \emph{u} in het leven laten. [\dots] \textbf{16} En hij deed \emph{Abram} wèl om \emph{harentwil}, [\dots] \end{quote} De NBV draait dit om: \begin{quote} \textbf{12} [\dots] en zij zullen \emph{jou} in leven laten, maar \emph{mij} zullen ze doden. [\dots] \textbf{16} En vanwege \emph{haar} werd \emph{Abraham} door de farao met geschenken overladen [\dots] \end{quote} Hierdoor krijgt Sarai een belangrijkere plaats in het verhaal. Dit past bij de modernere interpretaties van deze verhalen dat God een vrouw in nood te hulp komt \cite[p.~100]{huddleston}, en past dus in een nieuwere vertaling. Wat ten tweede opvalt (in dezelfde versen) is dat Abram Sarai in de NBG met `u' aanspreekt, en in de NBV met `jij'. Dit is deels verouderd taalgebruik \cite{over-nbg}, maar heeft ook effecten op de interpretatie van de tekst. De NBV-tekst is makkelijker te lezen in deze tijd, omdat de relatie tussen Abram en Sarai door het gebruik van `jij' meer op hedendaagse huwelijken lijkt. In zowel vers 12 als 16 is de NBG wat betreft de zinsvolgorde dichter bij de Hebreeuwse tekst: {\flushright\RL{\textbf{12\,} \LR{[\dots]} \textshlomo{\textcolor{gray}{ וְהָרְג֥וּ \textcolor{black}{אֹתִ֖י} וְ\textcolor{black}{אֹתָ֥ךְ} יְחַיּֽוּ׃ }}}\par \RL{\textbf{16\,} \textshlomo{\textcolor{gray}{ וּלְ\textcolor{black}{אַבְרָ֥ם} הֵיטִ֖יב בַּעֲבוּ\textcolor{black}{רָ֑הּ} }}\LR{[\dots]}}\par}\medskip Bovendien is er nog een laatste verschil tussen de NBV en de NBG. De laatste vertaalt vers 20 met `en Farao gaf enige mannen omtrent hem opdracht, \dots' waarbij het Hebreeuwse \RL{\textshlomo{פַּרְעֹ֖ה אֲנָשִׁ֑ים}} dus keurig is vertaald. De NBV maakt hier echter van: `En op bevel van de farao werd Abram, met zijn vrouw en al zijn bezittingen, onder geleide het land uit gebracht'. Hier is het Hebreeuws dus een stuk vrijer vertaald. In dit laatste voorbeeld wordt de betekenis niet substantieel aangetast door deze vrije vertaling. Al met al kunnen we wel stellen dat de NBG dichter bij de Masoretische tekst blijft, en dus betrouwbaarder is. \section{Vergelijking van de passages} \label{sec:vergelijking-passages} In Figuur \ref{fig:passages} is een vergelijking van de drie passages in de NBG \cite{nbg} met overeenkomsten, verschillen en verwijzingen te vinden. Het eerste wat opviel bij het maken van deze vergelijking is dat er vrijwel geen overeenkomsten zijn tussen de verhalen in Genesis 20 en 26 in stukken die niet ook overeenkomen met hoofdstuk 12, terwijl er veel verbanden zijn tussen die twee passages en het verhaal in hoofdstuk 12 (dit is ook de reden dat dat laatste hoofdstuk in het midden staat). Ten tweede is het duidelijk dat de passage in hoofdstuk 26 de verhaallijn van hoofdstuk 12 veel nauwer volgt: de lijnen staan hier veel minder kriskras door elkaar. Een verschil wat niet uit de figuur op te maken is maar wat er wel toe doet is de bron van de passages. Op basis van de droom (20:1) en de afwezigheid van het tetragrammaton zouden we 20:1-18 aan bron E toeschrijven, terwijl we zowel in 12:17 als in 26:2 wél `JHWH' lezen en deze verhalen dus beter aan bron J kunnen toeschrijven. Alhoewel er veel overeenkomsten tussen de drie verhalen zijn, zijn er ook belangrijke verschillen. De Farao in 12:17 wordt geslagen met plagen, terwijl 20:9 slechts spreekt over `een grote zonde' maar geen straf en 26:10 nog zwakker spreekt over een schuld die over Abimelek gebracht had \emph{kunnen} worden. De Farao komt er dus ook achter hoe de vork in de steel zit door die zware plagen, terwijl het Abimelek in 20:3 wordt verteld door God en hij in 26:8 zelf ziet dat Rebekka Isaaks vrouw is. Zowel hoofdstuk 20 als hoofdstuk 26 verwijst terug naar het verhaal in hoofdstuk 12. Het is daarom onwaarschijnlijk dat deze twee verhalen geschreven zijn zonder kennis van dat eerste verhaal. De overeenkomsten in de verhaallijnen van hoofdstuk 12 en 26 duiden erop dat de auteur van Isaaks verhaal hoofdstuk 12 zeer goed kende of er zelfs naast had liggen op het moment van schrijven. Hoofdstuk 20 wijkt echter zo sterk af dat de auteur het verhaal waarschijnlijk kende, maar niet erg precies. Door hetzelfde verhaal net iets anders te vertellen, wordt ons iets duidelijk over de ontwikkeling van het volk van Abraham. In hoofdstuk 12 wordt Abram uit Egypte weggestuurd -- weliswaar met zijn gegroeide bezit, maar toch, terug naar een land in hongersnood. In hoofdstuk 20 wordt Abraham rijk en mag hij in het land blijven, en in hoofdstuk 26 wordt Isaak zelfs zo rijk dat de Filistijnen jaloers worden. Samenvattend kunnen we concluderen dat het verhaal waarschijnlijk als motief gebruikt is voor de ontwikkeling van Abrahams volk, en om verschillen tussen Abram, Abraham en Isaak aan te stippen. \section{Personages in Gen. 12} In de beknopte eerste versie van het verhaal spelen de volgende personages een rol (op volgorde van verschijning): \textbf{Abram} is de hoofdrolspeler. Hij neemt het initiatief om naar Egypte te vertrekken, en komt ook met het idee om Sarai als zijn zuster voor te stellen. Ook al zouden we deze leugen tegenwoordig niet helemaal netjes vinden, de auteur besteedt hier geen aandacht aan door Abram niet actief voor te laten komen aan het eind van het verhaal, in het bijzonder vanaf vers 17. Hierdoor krijgen we van Abram een louter goed beeld: hij zorgt voor zijn vrouw en leven door de hongersnood te ontwijken en Sarai zijn zuster te noemen. \textbf{Sarai} is in zekere zin het onderwerp van het verhaal, maar speelt desalniettemin een weinig actieve rol. Nergens is zij het onderwerp van een zin, maar wel telkens lijdend voorwerp of gesprekspartner van Abram. We komen niets van Sarai te weten, behalve dat zij `schoon van uiterlijk' is. Dit is niet heel verrassend gezien de plaats die vrouwen in de samenleving van die tijd innamen. \textbf{De Egyptenaren} en de vorsten van Farao zijn weinig verrassend. Abram voorspelt hun gedrag al in vers 12 en die voorspelling blijkt ook uit te komen. We kunnen haast zo ver gaan de Egyptenaren niet als personage te beschouwen maar meer als constant gegeven. \textbf{Farao} komt er, terwijl het Oude Testament niet altijd even positief is over Egypte, niet slecht van af. Zijn gedrag wordt begrijpelijk voorgesteld en zijn verontwaardiging geplaatst (vers 18-19). Farao is duidelijk de verliezer, want de geschenken die hij aan Abram gaf (16) krijgt hij niet terug (20), maar hij wordt niet als slecht mens afgebeeld. \textbf{JHWH} komt slechts in vers 17 voor, `de \textsc{Here} sloeg Farao met zware plagen, ter oorzake van Sarai, \dots' en kunnen we eigenlijk ook moeilijk als personage zien. Dit vers wordt meer gepresenteerd als logisch gevolg: Farao haalt Sarai in huis $\to$ Farao wordt gestraft. \section{De rol in Gods plan} In Genesis 12 doet JHWH Abram de belofte dat hij een groot, gezegend volk zal voortbrengen, waardoor andere volken gezegend zullen worden. Bovendien zal Hij een land aanwijzen om in te wonen. In 12:7 wordt het duidelijk dat Abram is aangekomen in dat land. Echter, in 12:10 breekt er hongersnood uit en zullen lange omzwervingen plaatsvinden totdat Jozua uiteindelijk het beloofde land kan veroveren. De drie verhalen in Gen.~12, 20 en 26 spelen zich allemaal af op onbekend gebied, met een buitenlandse heerser. Net als in de rest van Genesis, vinden Abra(ha)m en Isaak zich in deze verhalen in een vreemde cultuur, wat verklaart waarom zij zich moeten beschermen door hun vrouw hun zuster te noemen. Genesis 12:10-20 is, wat betreft de eerdere beloftes, puur destructief: Abram heeft nog geen nageslacht, moet het beloofde land verlaten (10) maar wordt Egypte ook uitgezet (20) en kan daarna niet terug naar het beloofde land (21). In Genesis 20:7,~17 zien we wel een vervulling van een deel van JHWH's belofte: Abraham zal voor Abimelek bidden, waardoor die in leven mag blijven. Hier wordt dus een ander volk (gerepresenteerd door de koning, Abimelek) gezegend door Abraham. Maar Abraham keert niet terug naar het beloofde land (20:15). Deze belofte moet dus nog steeds worden vervuld. In Genesis 26:2 wordt direct naar deze belofte verwezen. Het lijkt er zelfs op dat Gerar vanaf dit moment het beloofde land is. Het gaat Isaak dan ook goed (26:12). Maar uiteindelijk wordt Isaak uit Gerar verbannen (26:16) en moet Abrahams nageslacht dus wederom op zoek naar een vervulling van de beloften in Genesis 12. Op deze manier passen alle drie de verhalen op hun eigen manier binnen het thema van belofte en vervulling dat door heel Genesis speelt. Genesis 12 is puur destructief; in hoofdstuk 20 wordt een deel van de belofte vervuld maar niet helemaal; en in hoofdstuk 26 lijkt het alsof de hele belofte wordt vervuld, terwijl dit uiteindelijk toch niet uitkomt. Na hoofdstuk 26 zijn we dus, terwijl er veel is gebeurd, niet dichterbij vervulling van Gods belofte. \section{Drie gelijkende verhalen} Wat zeggen wetenschappelijke commentaren over deze drie toch wel erg gelijkende verhalen in Genesis? Gordon J. Wenham heeft een aantal argumenten die het punt van Sectie \ref{sec:vergelijking-passages} ondersteunen verzameld \cite[p.~286]{wenham}. Zo merkt hij op dat hoofdstuk 12 sterke karakteristieken van mondelinge overlevering vertoont in opbouw en gebruik van personages. De andere passages doen dit niet en zijn dus waarschijnlijk literaire composities van het eerste verhaal. Wenham geeft aan dat sommige schrijvers het verhaal van Isaak als de eerste versie zien. De verwijzingen naar Gen.~12 en de interventie van God zijn dan latere toevoegingen. Wenham geeft echter aan dat dit de eerdergenoemde karakteristieken niet verklaart. Bovendien (ook al zegt Wenham dit niet), zouden we hoofdstuk 26 aan bron E toeschrijven en de andere twee passages aan J. In de klassieke formulering van de documentaire hypothese \cite{dh} is J ouder dan E en kan J dus geen materiaal uit E gebruikt hebben. Jonathan Huddleston schrijft over de algemene opzet van het boek Genesis \cite[p.~100]{huddleston}: \begin{quote} Genesis' second clear literary strategy, in fact, is the intertwining among its component sections. It repeats and varies shared motifs in a way that mutually illuminates the message of each cycle. [\dots] Readers might miss obscure parallels, but they cannot fail to notice \emph{explicit} cross-references that call attention to the continuity between the cycles. [\dots] Isaac's story in Genesis 26, for example, does not just parallel Abraham's story -- it actually refers back to that story (26:1, 3-5, 15, 18, 24). \end{quote} Deze verklaring is in overeenstemming met de waarneming uit Sectie \ref{sec:vergelijking-passages} dat het gezien de kruisverwijzingen onwaarschijnlijk is dat we te maken hebben met drie verschillende, onafhankelijke verhalen. Volgens Huddleston wordt hetzelfde verhaal met kleine aanpassingen herhaald om continuïteit aan te geven. Hierdoor is het bijvoorbeeld duidelijk dat Isaak in verbinding is met Abrahams God (26:24). De argumenten van Wenham en Huddleston zijn compatibel met elkaar en met de eigen analyse van Sectie \ref{sec:vergelijking-passages}. Het zijn geen standpunten die binnen een conservatieve houding passen, omdat ze de letterlijke waarheid van de Bijbel ondermijnen. We hoeven ons daarom niet al te veel zorgen te maken dat deze argumenten vanuit een bepaald standpunt geredeneerd zijn. Gezien de overeenkomsten met onze eigen analyse kunnen we stellen dat deze argumenten waarschijnlijk de tekst zelf als uitgangspunt hebben genomen, en dus redelijk betrouwbaar zijn. \section{Een historische kern?} Een interesante vraag is natuurlijk of deze verhalen een historische kern hebben. Gezien de grote literaire overeenkomsten tussen de verhalen is het zeer onwaarschijnlijk dat bij ieder verhaal een afzonderlijke historische kern hoort. Met andere woorden, het zou eventueel zo kunnen zijn dat één persoon de noem-je-vrouw-je-zus-truc heeft uitgehaald, maar dat hij dat twee keer heeft gedaan en zijn zoon ook nog, is onwaarschijnlijk. Deze truc zelf lijkt weinig inhoudelijks toe te voegen. Zoals eerder gezegd leggen sommigen hier de betekenis `God komt een vrouw in nood te hulp' in. Maar de vrouwen in de verhalen spelen zeer op de achtergrond. De verhalen geven vooral inzicht in het verloop van de vervulling van Gods belofte uit hoofdstuk 12, en in de verschillen tussen Abram, Abraham en Isaak. Deze verschillen hadden ook prima met een ander, wellicht meer voor de hand liggend verhaal kunnen worden behandeld. Dit wijst erop dat er een historische kern in het verhaal zou kunnen zitten: de noem-je-vrouw-je-zus-truc is vergezocht en voegt niet veel toe, en heeft daarom waarschijnlijk een historische oorsprong. \begin{thebibliography}{9} \bibitem{nbv}{\emph{NBV Studiebijbel. \emph{De Nieuwe Bijbelvertaling} met uitleg, achtergronden en illustraties}. Royal Jongbloed, Heereveen 2008.} \bibitem{nbg}{\emph{Vertaling in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies}. Nederlands Bijbelgenootschap Haarlem / Belgisch Bijbelgenootschap Brussel, 1983.} \bibitem{over-nbg}{\emph{De NBG-vertaling 1951}. Nederlands Bijbelgenootschap, opgehaald op 20 oktober 2015. \url{https://www.bijbelgenootschap.nl/projecten/nbg-vertaling-1951/}} \bibitem{wenham}{\emph{Word Biblical Commentary, Volume 1, Genesis 1-15}. Gordon J. Wenham, Word books, Waco (TX, V.S.), 1987.} \bibitem{huddleston}{\emph{Eschatology in Genesis}. Jonathan Huddleston, Mohr Siebeck, Tübingen (Duitsland), 2012.} \bibitem{dh}{\emph{Documentary hypothesis}. Wikipedia, opgehaald op 19 oktober 2015. \url{https://en.wikipedia.org/wiki/Documentary_hypothesis}} \end{thebibliography} \tikzstyle{b'of2} = [below=2mm of #1.south] \tikzstyle{b'of15} = [below=14.8mm of #1.south] \tikzstyle{b'of3} = [below=3.65mm of #1.south] \tikzstyle{r'of} = [right=20mm of #1.north east,anchor=north west] \tikzset{left sided/.style={ draw=none, append after command={ [shorten <= -0.5\pgflinewidth] ([shift={( 0.5\pgflinewidth,-0.5\pgflinewidth)}]\tikzlastnode.north west) edge([shift={( 0.5\pgflinewidth,+0.5\pgflinewidth)}]\tikzlastnode.south west) } } } \tikzset{right sided/.style={ draw=none, append after command={ [shorten <= -0.5\pgflinewidth] ([shift={( 0.5\pgflinewidth,-0.5\pgflinewidth)}]\tikzlastnode.north east) edge([shift={( 0.5\pgflinewidth,+0.5\pgflinewidth)}]\tikzlastnode.south east) } } } \tikzset{two sided/.style={ draw=none, append after command={ [shorten <= -0.5\pgflinewidth] ([shift={( 0.5\pgflinewidth,-0.5\pgflinewidth)}]\tikzlastnode.north west) edge([shift={( 0.5\pgflinewidth,+0.5\pgflinewidth)}]\tikzlastnode.south west) ([shift={( 0.5\pgflinewidth,-0.5\pgflinewidth)}]\tikzlastnode.north east) edge([shift={( 0.5\pgflinewidth,+0.5\pgflinewidth)}]\tikzlastnode.south east) } } } \newcommand{\bibleref}[1]{\color{gray}\textbf{#1}\enspace} \newcommand{\isref}[1]{\textcolor{cyan}{#1}} \newcommand{\diff}[1]{\textcolor{red}{#1}} \newcommand{\simlr}[1]{\textcolor{black}{#1}} \newgeometry{margin=6mm} \begin{figure*} \centering \fontsize{7}{8}\selectfont \begin{tikzpicture}[>=stealth, every node/.style={align=left,text width=50mm}] \node[right sided] (2001) {\bibleref{20:1} \diff{Abraham} nu brak vandaar op naar het Zuiderland en vestigde zich tussen Kades en Sur, en \simlr{vertoefde als vreemdeling} in Gerar.}; \node[right sided, b'of2=2001] (2002) {\bibleref{2} Daar Abraham van zijn vrouw Sara gezegd had: \simlr{Zij is mijn zuster}, liet Abimelek, de koning van Gerar, Sara \simlr{weghalen}.}; \node[right sided, b'of2=2002] (2003) {\bibleref{3} Maar \diff{God kwam des nachts in een droom} tot Abimelek en zeide tot hem: Zie, gij zijt een kind des doods, omdat gij die vrouw genomen hebt, want zij is gehuwd.}; \node[b'of2=2003] (2004) {\bibleref{4} Abimelek nu was niet tot haar genaderd. En hij zeide: Here, zult Gij dan een rechtvaardig volk doden?}; \node[right sided, b'of2=2004] (2005) {\bibleref{5} Heeft hij zelf niet tot mij gezegd: \simlr{Zij is mijn zuster}? En zij heeft zelf ook gezegd: Hij is mijn broeder; in onschuld mijns harten en reinheid mijner handen heb ik dit gedaan.}; \node[b'of2=2005] (2006) {\bibleref{6} En God zeide tot hem in de droom: Ik weet ook, dat gij het in onschuld uws harten gedaan hebt, Ik heb u dan ook ervan weerhouden tegen Mij te zondigen; daarom heb Ik u niet toegelaten haar aan te raken.}; \node[b'of2=2006] (2007) {\bibleref{7} En nu, breng de vrouw van deze man terug, want hij is een profeet; dan zal hij voor u bidden, opdat gij in het leven moogt blijven; maar indien gij haar niet terugbrengt, weet, dat gij voorzeker zult sterven, gij en al de uwen.}; \node[b'of2=2007] (2008) {\bibleref{8} De volgende morgen vroeg riep Abimelek al zijn dienaren en bracht dit alles te hunner kennis, en de mannen werden zeer bevreesd.}; \node[right sided, b'of2=2008] (2009) {\bibleref{9} Voorts riep Abimelek Abraham en zeide tot hem: \simlr{Wat hebt gij ons aangedaan}, en waarin heb ik tegen u gezondigd, dat gij over mij en mijn koninkrijk \diff{een grote zonde} hebt gebracht? Gij hebt tegenover mij dingen gedaan, die niet gedaan mochten worden.}; \node[b'of2=2009] (2010) {\bibleref{10} Ook zeide Abimelek tot Abraham: Wat hebt gij beoogd, dat gij dit deedt?}; \node[right sided, b'of2=2010] (2011) {\bibleref{11} Toen zeide Abraham: Ik dacht: wellicht is er geen vreze Gods in deze plaats; \simlr{zij zullen mij doden om mijn vrouw}.}; \node[b'of2=2011] (2012) {\bibleref{12} En bovendien is zij werkelijk mijn zuster; zij is de dochter van mijn vader, maar niet de dochter van mijn moeder; en zij is mij tot vrouw geworden.}; \node[right sided, b'of2=2012] (2013) {\bibleref{13} \isref{Toen God mij uit mijns vaders huis liet omzwerven, zeide ik tot haar}: Dit zal de liefdesdienst zijn, die gij mij bewijzen zult: zeg van mij op elke plaats, waar wij komen: hij is mijn broeder.}; \node[right sided, b'of2=2013] (2014) {\bibleref{14} Toen nam Abimelek \simlr{schapen en runderen, slaven en slavinnen}, en schonk die aan Abraham, \simlr{en hij gaf hem zijn vrouw Sara terug}.}; \node[right sided, b'of2=2014] (2015) {\bibleref{15} En Abimelek zeide: \diff{Zie, mijn land staat voor u open}, vestig u, waar het u goeddunkt.}; \node[b'of2=2015] (2016) {\bibleref{16} En tot Sara zeide hij: Zie, ik geef uw broeder duizend zilverstukken; zie, dat zal voor u de ogen bedekken van allen die bij u zijn; en gij zult gerechtvaardigd zijn, ja, in elk opzicht.}; \node[b'of2=2016] (2017) {\bibleref{17} Toen bad Abraham tot God, en God genas Abimelek en zijn vrouw en zijn slavinnen, zodat zij baarden.}; \node[b'of2=2017] (2018) {\bibleref{18} De \textsc{Here} had namelijk elke moederschoot in Abimeleks huis toegesloten ter oorzake van Sara, de vrouw van Abraham.}; \node[two sided, r'of=2001] (1210) {\bibleref{12:10} Toen er \simlr{hongersnood} in het land uitbrak, trok \diff{Abram} naar Egypte, om daar \simlr{als vreemdeling te vertoeven}, want de hongersnood was zwaar in het land.}; \node[two sided, b'of15=1210] (1211) {\bibleref{11} Toen hij op het punt stond Egypte binnen te trekken, zeide hij tot zijn vrouw Sarai: Zie toch, ik weet, dat gij een vrouw zijt \simlr{schoon van uiterlijk.}}; \node[two sided, b'of15=1211] (1212) {\bibleref{12} Wanneer \simlr{de Egyptenaren} u zien, zullen zij zeggen: Dit is zijn vrouw; \simlr{en zij zullen mij doden, en u in het leven laten}.}; \node[two sided, b'of15=1212] (1213) {\bibleref{13} \simlr{Zeg toch, dat gij mijn zuster zijt}, opdat het mij om uwentwil welga, en ik om uwentwil in het leven moge blijven.}; \node[b'of15=1213] (1214) {\bibleref{14} Zodra Abram Egypte binnentrok, zagen de Egyptenaren, dat de vrouw zeer schoon was;}; \node[left sided, b'of15=1214] (1215) {\bibleref{15} en toen de vorsten van Farao haar zagen, roemden zij haar bij Farao, zodat de vrouw naar het huis van Farao \simlr{gehaald werd}.}; \node[two sided, b'of15=1215] (1216) {\bibleref{16} En hij deed Abram wèl om harentwil, zodat hij \simlr{schapen, runderen}, ezels, \simlr{slaven, slavinnen}, ezelinnen en kamelen ontving.}; \node[two sided, b'of15=1216] (1217) {\bibleref{17} Maar de \textsc{Here} sloeg Farao met \diff{zware plagen}, evenals zijn huis, ter oorzake van Sarai, de vrouw van Abram.}; \node[two sided, b'of15=1217] (1218) {\bibleref{18} Toen riep Farao Abram en zeide: \simlr{Wat hebt gij mij daar aangedaan? Waarom hebt gij mij niet meegedeeld, dat zij uw vrouw is?}}; \node[two sided, b'of15=1218] (1219) {\bibleref{19} Waarom hebt u gezegd: Zij is mijn zuster, zodat ik haar mij tot vrouw genomen heb? En nu, \simlr{ziehier uw vrouw}, neem haar en \diff{ga heen}.}; \node[b'of15=1219] (1220) {\bibleref{20} En Farao gaf enige mannen omtrent hem opdracht, en zij deden hem, zijn vrouw en al wat hij bezat, uitgeleide.}; \node[left sided, r'of=1210] (2601) {\bibleref{26:1} Eens kwam er een \simlr{hongersnood} in het land, \isref{behalve de eerste hongersnood}, die er geweest was in de dagen van Abraham; en \diff{Isaak} ging naar Abimelek, de koning der Filistijnen, naar Gerar.}; \node[b'of3=2601] (2602) {\bibleref{2} Toen verscheen hem de \textsc{Here} en zeide: Trek niet naar Egypte, woon in het land, dat Ik u zeggen zal,}; \node[left sided, b'of3=2602] (2603) {\bibleref{3} \simlr{vertoef in dit land als een vreemdeling}, dan zal Ik met u zijn en u zegenen, want u en uw nageslacht zal Ik al die landen geven, en Ik zal de eed gestand doen, die Ik uw vader Abraham gezworen heb.}; \node[b'of3=2603] (2604) {\bibleref{4} En Ik zal uw nageslacht vermenigvuldigen als de sterren des hemels, en Ik zal uw nageslacht al die landen geven, en met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden,}; \node[b'of3=2604] (2605) {\bibleref{5} omdat Abraham naar Mij geluisterd en mijn dienst in acht genomen heeft: mijn geboden, mijn inzettingen en mijn wetten.}; \node[b'of3=2605] (2606) {\bibleref{6} Dus bleef Isaak in Gerar.}; \node[left sided, b'of3=2606] (2607) {\bibleref{7} Toen \simlr{de mannen van die plaats} hem naar zijn vrouw vroegen, zeide hij: \simlr{Zij is mijn zuster}, want hij durfde niet zeggen: Zij is mijn vrouw, (want hij dacht:) \simlr{de mannen van die plaats mochten mij anders eens doden} om Rebekka, omdat zij \simlr{schoon van uiterlijk} is.}; \node[left sided, b'of3=2607] (2608) {\bibleref{8} Toen hij lange tijd daar geweest was, en Abimelek, de koning der Filistijnen, eens door het venster keek, \diff{zag hij}, en zie, Isaak was aan het minnekozen met zijn vrouw Rebekka.}; \node[left sided, b'of3=2608] (2609) {\bibleref{9} Toen riep Abimelek Isaak en zeide: \simlr{Zij is zowaar uw vrouw; hoe hebt gij dan kunnen zeggen: zij is mijn zuster?} Daarop zeide Isaak tot hem: Omdat ik dacht: ik mocht anders eens om haar het leven verliezen.}; \node[left sided, b'of3=2609] (2610) {\bibleref{10} Maar Abimelek zeide: \simlr{Wat hebt gij ons toch aangedaan?} Licht zou een van het volk bij uw vrouw hebben kunnen liggen, en \diff{dan zoudt gij schuld over ons gebracht hebben}.}; \node[b'of3=2610] (2611) {\bibleref{11} Toen gebood Abimelek al het volk: Wie deze man of zijn vrouw aanraakt, zal zeker ter dood gebracht worden.}; \node[b'of3=2611] (2612) {\bibleref{12} En Isaak zaaide in dat land en oogstte in dat jaar honderdvoudig; want de \textsc{Here} zegende hem.}; \node[b'of3=2612] (2613) {\bibleref{13} En die man werd rijk, ja gaandeweg rijker, totdat hij zeer rijk geworden was.}; \node[left sided, b'of3=2613] (2614) {\bibleref{14} \simlr{En hij had kudden kleinvee en runderen en een talrijke slavenstoet}, zodat de Filistijnen hem benijdden.}; \node[b'of3=2614] (2615) {\bibleref{15} Al de putten nu, die de knechten van zijn vader in de dagen van zijn vader Abraham gegraven hadden, hadden de Filistijnen dichtgestopt en met aarde gevuld.}; \node[left sided, b'of3=2615] (2616) {\bibleref{16} Toen zeide Abimelek tot Isaak: \diff{Ga van ons heen}, want gij zijt veel machtiger geworden dan wij.}; \node[b'of3=2616] (2617) {\bibleref{17} Dus ging Isaak vandaar en hij legerde zich in het dal van Gerar, en woonde daar.}; \draw (1210.west) -- (2001.east); \draw (1210.east) -- (2603.west); \draw[red] ($(1210.west) + (0,2pt)$) -- ($(2001.east) + (0,2pt)$); \draw[red] (1210.east) -- (2601.west); \draw[cyan] ($(1210.east) + (0,2pt)$) -- ($(2601.west) + (0,2pt)$); \draw ($(1210.east) + (0,4pt)$) -- ($(2601.west) + (0,4pt)$); \draw[cyan] (1211.west) -- (2013.east); \draw (1211.east) -- (2607.west); \draw (1213.west) -- (2002.east); \draw (1213.west) -- (2005.east); \draw (1213.east) -- (2607.west); \draw (1212.west) -- (2011.east); \draw (1212.east) -- (2607.west); \draw (1215.west) -- (2002.east); \draw (1216.west) -- (2014.east); \draw (1216.east) -- (2614.west); \draw (1218.west) -- (2009.east); \draw (1218.east) -- (2609.west); \draw (1218.east) -- (2610.west); \draw[red] (1217.west) -- (2003.east); \draw[red] (1217.east) -- (2608.west); \draw[red] (1217.west) -- (2009.east); \draw[red] (1217.east) -- (2610.west); \draw[red] (1219.west) -- (2015.east); \draw[red] (1219.east) -- (2616.west); \draw (1219.west) -- (2014.east); \end{tikzpicture} \caption{\footnotesize Vergelijking van de drie passages \textcolor{gray}{zonder overeenkomsten of verschillen}, met overeenkomsten, \textcolor{red}{met verschillen} en \textcolor{cyan}{met verwijzingen}.}. \label{fig:passages} \end{figure*} \restoregeometry \end{document}